Foto: Stephan Keereweer
Foto: Stephan Keereweer Foto: stephan keereweer

Hoe verleiden we ouderen om te verhuizen?

Algemeen

De afgelopen jaren zien we als gevolg van een woningtekort een toenemende druk op de Nederlandse woningmarkt. Naast het bouwen van nieuwe woningen zijn er andere oplossingen nodig. Ouderen aanmoedigen om te verhuizen om zo doorstroming op gang te brengen, wordt vaak als deel van de oplossing gezien. Zij houden immers woningen ‘bezet’ - veelal eengezinswoningen - die zeer gewild en geschikt zijn voor andere doelgroepen.

Tegelijkertijd zien we dat het aantal ouderen de komende jaren flink toeneemt. Dit betekent ook een toenemende vraag naar voor ouderen geschikte woningen. Volgens onderzoek van ABF Research (2020) moeten er de komende twintig jaar maar liefst 400.000 huizen bijkomen die geschikt zijn voor ouderen via woningaanpassingen en via nieuwbouw. 

In mijn proefschrift heb ik de verhuismobiliteit en woonvoorkeuren van ouderen in Nederland onderzocht. In het bijzonder heb ik gekeken naar de mogelijke verschillen in woonkeuzegedrag onder ouderen. Eerder onderzoek laat zien dat ouderen over het algemeen zeer weinig verhuizen. Er is echter weinig bewijs voor dat de geringe verhuismobiliteit van ouderen wordt bepaald door een eigen keuze of dat die een reactie is op beperkingen, zoals het ontbreken van mogelijkheden op de woningmarkt. Mijn onderzoek toont aan dat wanneer ouderen een keuze krijgen (zij het een hypothetische), de overgrote meerderheid van de respondenten de voorkeur geeft aan de huidige woonsituatie. Kortom: de immobiliteit van Nederlandse ouderen lijkt vooral ingegeven door vrije wil en niet zozeer door het ontbreken van alternatieve woningen.

Desalniettemin blijkt uit de onderzoeksresultaten ook dat bepaalde kenmerken van de huidige woonsituatie niet per se overeenkomen met een aantal zeer gewaardeerde kenmerken van de woningen en de leefomgeving in het keuze-experiment. De locatie van de buurt, het woningtype en de toegankelijkheid (zowel intern als extern) van de woning zijn hiervan goede voorbeelden. Ik kan zodoende niet concluderen dat de keuze om de huidige woonsituatie te continueren te danken is aan de geschiktheid van deze woning en/of leefomgeving. 

Bovendien toont mijn onderzoek aan dat ‘de oudere’ niet bestaat. Ouderen zijn niet alleen te differentiëren naar leeftijd, maar ook naar leefstijl. Via een leefstijlsegmentatiemethode heb ik vijf categorieën ouderen geïdentificeerd die (min of meer) dezelfde standpunten, motivaties en attitudes hadden met betrekking tot huisvesting, variërend van een voorkeur voor (huur)appartementen in een gemêleerde wijk met een mix van eenpersoonshuishoudens, gezinnen en ouderen, tot een sterke voorkeur voor koopwoningen in wijken met overwegend andere koopwoningen. In een buurt wonen met alleen leeftijdsgenoten wordt niet door alle categorieën ouderen positief gewaardeerd. Tenslotte toont het onderzoek ook aan dat sommige categorieën ouderen niet per se de voorkeur geven aan een kleinere woning, zoals vaak wordt aangenomen.

Om die reden zou ik hier willen stellen dat kennis over de heterogeniteit in woonvoorkeuren van ouderen cruciaal is om ouderen te ‘verleiden’ om te verhuizen. Beleidsmakers zouden daarom af moeten stappen van generieke woonoplossingen voor ouderen. In plaats daarvan zou het beleid meer gericht moeten zijn op participatieve besluitvorming, waarbij de diverse voorkeuren en eisen van ouderen kunnen helpen het beleid voor (passende) huisvesting gezamenlijk te formuleren. Kortom: ga met ouderen in gesprek en pretendeer vooral niet te weten wat goed voor hen is!

Petra de Jong PhD

Het proefschrift is via de volgende link te downloaden: https://research.rug.nl/nl/publications/no-place-like-home-residential-mobility-and-housing-preferences-o

Geraadpleegde bron: ABF Research (2020). Verkenning wonen met zorg 2019-2040. Delft: ABF Research.